APPLET

Inhoud Handleiding HTML
Overzicht elementen



Van het APPLET element worden de volgende attributen beschreven: CODE, CODEBASE, ARCHIVE, NAME, ALT, WIDTH, HEIGHT, ALIGN, VSPACE, HSPACE, VSPACE en MAYSCRIPT.

De beschrijving van de attributen STYLE, CLASS, ID en TITLE is opgenomen in het onderdeel Algemene attributen.

Het gebruik van het APPLET element wordt toegelicht in het onderdeel Objecten in de Handleiding HTML.


APPLET


HTML 3.2
NN 2.0
MSIE 3.0
OP 3.5
Het APPLET element wordt gebruikt om Java applets in te sluiten in een HTML-document.
De opbouw is:

<APPLET ..> </APPLET>

Aan het APPLET element moeten minimaal de attributen CODE (of OBJECT), WIDTH en HEIGHT toegevoegd worden.
Als voor het applet één of meer parameters opgegeven moeten worden, dan moet voor elke parameter binnen het APPLET element een PARAM element opgenomen worden. Overige inhoud welke geplaatst wordt binnen het APPLET element, wordt alleen weergegeven door browsers die het APPLET element niet ondersteunen. Deze mogelijkheid kan benut worden om de gebruiker erop te wijzen, dat het Java applet alleen kan worden weergegeven door een browser welke Java ondersteunt.
In HTML 4.0 heeft het APPLET element het label "deprecated" (afgekeurd) gekregen en in plaats ervan wordt aanbevolen het OBJECT element te gebruiken. Aangezien de ondersteuning van het OBJECT element zich beperkt tot de nieuwere browsers en in de meeste gevallen bovendien veel fouten kent, blijft het gebruik van het APPLET element voorlopig evenwel toegestaan.
CODE


HTML 3.2
NN 2.0
MSIE 3.0
OP 3.5
Het CODE attribuut specificeert de bestandsnaam van het applet dat ingesloten moet worden. Het bestand wordt gezocht aan de hand van de basis-URI, welke opgegeven is met het CODEBASE attribuut.
De opbouw is:

<APPLET CODE="bestandsnaam" ..> </APPLET>

De bestandsnaam heeft als extensie "class". De extensie mag ook worden weggelaten.
CODEBASE


HTML 3.2
NN 2.0
MSIE 3.0
OP 3.5
Met het CODEBASE attribuut wordt, indien het Java applet zich niet in de huidige directory bevindt, een basis-URI voor het applet vastgelegd. Vaak zal dat een subdirectory zijn.
De opbouw is:

<APPLET CODEBASE="URI" ..> </APPLET>

De URI (Uniform Resource Identifier) heeft de volgende opbouw:

http://host/path

Host specificeert het adres van de server, waarop zich het object bevindt. Het kan een IP-adres zijn, maar meestal is het de naam van de machine. Een machinenaam (ook wel domeinnaam) bestaat uit meerdere delen gescheiden door een punt, begint vaak met "www" en eindigt met een landcode (bijvoorbeeld "nl", "be", "uk") of de vooral in de Verenigde Staten gebruikte code voor de sector (bijvoorbeeld "com" voor commerciële instellingen en "org" voor non-profit organisaties).
Path geeft aan hoe het applet op de server gevonden kan worden: in welke directory en onder welke bestandsnaam.

Het is niet altijd nodig een complete URI op te nemen. Als het object zich op de lokale server bevindt, dan volstaat de volgende URI:

path
ARCHIVE


HTML 4.0
NN 3.0
MSIE 4.0
OP 3.5
Met het ARCHIVE attribuut kan de naam van een archief-bestand (of een komma-gescheiden lijst van archief-bestanden) vastgelegd worden, waarin het bestand dat via het CODE attribuut gespecificeerd is en eventuele andere bestanden, welke deel uitmaken van het applet, zijn opgenomen. Het archief-bestand wordt gezocht aan de hand van de basis-URI, welke opgegeven is met het CODEBASE attribuut. Door het gebruik van het ARCHIVE attribuut kan de downloadtijd beperkt blijven, omdat alle benodigde bestanden in één keer aangevraagd worden. Bestanden, welke niet in het archief-bestand zijn opgenomen, worden op de gebruikelijke manier gezocht.
De opbouw is:

<APPLET ARCHIVE="bestandsnaam" ..> </APPLET>

Het archief-bestand is een zip-bestand, maar de erin opgenomen bestanden mogen niet gecomprimeerd zijn.
NAME


HTML 3.2
NN 2.0
MSIE 3.0
OP 3.5
Het NAME attribuut kan gebruikt worden om een naam aan het applet te geven. Hierdoor kunnen andere applets in hetzelfde document het applet vinden en ermee communiceren.
De opbouw is:

<APPLET NAME="naam" ..> </APPLET>

De naam is case-sensitive, dat wil zeggen dat onderscheid gemaakt wordt tussen hoofd- en kleine letters.
De attributen NAME en ID mogen alleen gelijktijdig voor hetzelfde APPLET element worden gebruikt, indien ze dezelfde waarde hebben.
ALT


HTML 3.2
NN -
MSIE -
OP -
Het ALT attribuut kan gebruikt worden om een alternatieve tekst weer te geven voor als de (bijvoorbeeld tekst-georiënteerde) browser het element wel kent, maar het applet niet kan weergeven.
De opbouw is:

<APPLET ALT="alternatieve tekst" ..> </APPLET>

In plaats van gebruik te maken van het ALT attribuut, kan de alternatieve tekst ook gewoon tussen de activering en beëindiging van het APPLET element geplaatst worden. Het voordeel daarvan is dat ook browsers die het APPLET element niet ondersteunen de alternatieve tekst weergegeven.
WIDTH


HTML 3.2
NN 2.0
MSIE 3.0
OP 3.5
Het WIDTH attribuut bepaalt de breedte van het applet.
De opbouw is:

<APPLET WIDTH="waarde" ..> </APPLET>

De waarde kan uitgedrukt worden in pixels, of als percentage van de beschikbare breedte.
HEIGHT


HTML 3.2
NN 2.0
MSIE 3.0
OP 3.5
Het HEIGHT attribuut bepaalt de hoogte van het applet.
De opbouw is:

<APPLET HEIGHT="waarde" ..> </APPLET>

De waarde kan uitgedrukt worden in pixels, of als percentage van de beschikbare hoogte.
ALIGN


HTML 3.2
NN 2.0
MSIE 3.0
OP 3.5
Met het ALIGN attribuut wordt bepaald hoe de omringende inhoud van het document uitgelijnd wordt ten opzichte van het applet.
De opbouw is:

<APPLET ALIGN="waarde" ..> </APPLET>

De waarde kan betrekking hebben op de verticale uitlijning, of op de horizontale uitlijning.

Mogelijke waarden voor de verticale uitlijning zijn:
  • top: de bovenkant van het grootste item op de regel (dat kan zowel een letter zijn als andere inline inhoud, bijvoorbeeld een afbeelding) wordt in lijn geplaatst met de bovenzijde van het applet
  • middle: de basislijn van de regel wordt in lijn geplaatst met het midden van het applet
  • bottom: de basislijn van de regel wordt in lijn geplaatst met de onderzijde van het applet (dit is de standaardwaarde)
De volgende waarden maken geen deel uit van HTML 4.0, maar worden door sommige browsers wel ondersteund: texttop, absmiddle, baseline en absbottom. Zie voor een toelichting de beschrijving van het IMG element.

Als bij gebruik van één van de mogelijkheden voor de verticale uitlijning de na het applet volgende inline inhoud langer is dan naast het object op één regel past, dan wordt de resterende inhoud op de volgende regel(s) onder het applet geplaatst.

Mogelijke waarden voor de horizontale uitlijning zijn:
  • left: het applet wordt op de eerste open ruimte aan de linker kantlijn geplaatst en de overige inhoud wordt langs de rechterzijde van het applet uitgelijnd
  • right: het applet wordt op de eerste open ruimte aan de rechter kantlijn geplaatst en de overige inhoud wordt links daarvan langs de linker kantlijn uitgelijnd
Bij het gebruik van de mogelijkheden voor de horizontale uitlijning worden naast het object zoveel regels geplaatst als de hoogte van het applet toelaat. De volgende regels lopen ook onder het applet door.
HSPACE


HTML 3.2
NN 2.0
MSIE 3.0
OP 4.0
Met het HSPACE attribuut wordt de ruimte bepaald, welke links en rechts van het applet wordt vrij gehouden. Door dit attribuut op te nemen, wordt voorkomen dat de overige inhoud van het document te dicht tegen het applet geplaatst wordt.
De opbouw is:

<APPLET HSPACE="waarde" ..> </APPLET>

De waarde is een getal dat de vrije ruimte in pixels aangeeft.
Netscape Navigator 2 en 3 ondersteunen het HSPACE attribuut niet correct.
VSPACE


HTML 3.2
NN 2.0
MSIE 3.0
OP 4.0
Met het VSPACE attribuut wordt de ruimte bepaald, welke boven en onder het applet wordt vrij gehouden. Door dit attribuut op te nemen, wordt voorkomen dat de overige inhoud van het document te dicht tegen het applet geplaatst wordt.
De opbouw is:

<APPLET VSPACE="waarde" ..> </APPLET>

De waarde is een getal dat de vrije ruimte in pixels aangeeft.
Netscape Navigator 2 en 3 ondersteunen het VSPACE attribuut niet correct.
MAYSCRIPT


HTML -
NN 3.0
MSIE -
OP -
Het MAYSCRIPT attribuut kan worden gebruikt om aan te geven, dat het Java applet toegang mag hebben tot JavaScript in het document.
De opbouw is:

<APPLET MAYSCRIPT ..> </APPLET>
DATAFLD

DATASRC

OBJECT


In grijs weergegeven attributen zijn niet beschreven in deze handleiding.



  Inhoud Handleiding HTML   Index   Overzicht elementen


De gebruikte style sheets voldoen aan CSS 2 Dit document voldoet aan HTML 4.01 Laatste wijziging 25 juli 2000
Copyright © 1995-2000 Hans de Jong